Brouwerij “Den Ruyter” vinden we voor het eerst terug midden 17de eeuw. In het landmeetboek van 1658, vernieuwd in 1709, staat er een afbeelding van (1). De brouwerij stond op het grondgebied van de Vrijheerlijkheid Ertbrugge. We hebben er verder geen gegevens over. Het meetboek behandelt enkel de hoofdheerlijkheid, de twee derden van Schellebelle-Wanzele.
Er rechtover, aan de andere kant van de straete naer den ruyter - op grondgebied van de hoofdheerlijkheid - stond het ruyterken en we gaan er van uit dat dit een bijhuis van de brouwerij was met herbergfunctie. In 1658 wordt Marten Vervondele en in 1709 Nicolaes Rossaert als herbergier vermeld.
Het oudste document dat we terugvonden is van 7 december 1738. Toen verkochten de erfgenamen van Marie van Wesemael, weduwe van Rogier de Leersnijder (…) eene behuysde hofstede groot van gronde ontrent een ghemeth geleghen binnen de vry heerlijckhede van Ertbrugghe genaemt den ruijter met alle de huysinghen stallinghen brauwerije ende den brauwhalam vijfentwintich tonnen vier alftonnen twee brauw haeckers (…) voor de som van dertienhonderd guldens courant, aan Francies Van Lierde (2).
Francies Van Lierde werd op 14 februari 1703 te Wichelen geboren. In 1727 huwde hij met Adriana Van Den Bossche - die kort daarna overleed - en hertrouwde in 1731 met Theresia-Isabelle De Brouwer. Dit echtpaar kreeg 9 kinderen (3).
Als tweede dochter werd in 1742 Joanna-Gertrudis geboren. Zij huwde op 28 juli 1771 met Francies Van Der Smissen en in dit gezin werd op 12 januari 1775 Ferdinandina geboren, kleindochter van Francies Van Lierde. Zij zal de stammoeder van de Schellebelse tak van de familie Matthys worden.
Op 20 november 1800 huwde Ferdinandina met Bernardus Matthys, afkomstig uit een brouwersfamilie van Wetteren en we nemen aan dat Bernardus brouwerij den Ruyter uit de nalatenschap van zijn schoonouders gekocht heeft.
Het echtpaar kwam in het brouwershuis te Schellebelle wonen en kreeg 8 kinderen.
De familie Matthys was een zeer voorname familie te Schellebelle. Zoals gezegd waren ze brouwers en, gelijk in menig dorp vroeger, beheerden de brouwers ook jarenlang het ambt van burgemeester van de gemeente. Zo ook bij ons.
Bernardus Matthys (°1776 - †1844) was burgemeester van 1830 tot aan zijn dood, zijn zoon Jaen-Baptiste (°1817 - †1887) van 1847 tot aan zijn dood en diens zoon Louis (°1854 - †1928) van 1887 tot 1895. Louis werd toen niet herkozen en ook niet bij de volgende gemeenteraadsverkiezing van 1903. Na deze nederlaag trok Louis zich terug uit de dorpspolitiek.
Het verlies van het burgemeesterschap in 1895 ging gepaard met een hevige politieke strijd (4). De familie D’Hollander - olieslagers en een andere voorname familie te Schellebelle - voerde toen een verbeten kiesstrijd tegen de partij van de brouwersfamilie Matthys. Het waren twee katholieke scheurpartijen, waarvan de partij D’Hollander - spotnaam rieëbokken - voor de officiële Katholieke partij doorging en waarbij de partij Matthys - spotnaam kasewanten - de naam had van Daensisten te zijn (partij opgericht in 1893). De bokken was al de spotnaam voor de Katholieken zodat rieëbokken zoveel betekent als: “lijkgeur verspreidende, stinkende bokken”. De partij Matthys kwam aan haar spotnaam kasewanten (armoezaaiers) omdat de werklui in de brouwerij versleten kousen als handschoenen gebruikten bij het hanteren van de biertonnen. Door het gat aan de hiel werd de duim gestoken.
De rieëbokken behaalden de overwinning en Achille D’Hollander werd burgemeester. Dit ook bij de volgende verkiezing van 1903. Aan deze laatste verkiezingsoverwinning dankt de Koninklijke Muziekmaatschappij “Eendracht maakt Macht” haar ontstaan.
De verkiezingsnederlaag in 1895 kwam hard aan. Onder nummer 217 schreef Rachel in de familiekroniek: onzen broeder Lodewijk na gedurende 8 jaren (van 1887) (tot 1896 1 januari) het ambt van Burgemeester waargenomen te hebben is op 17 9ber 1895 afgestemd geweest door d’ondankbare ingezeten zijner gemeente zie hieronder den uitslag der stemming (…).
Achille D’Hollander was verkozen met 370 stemmen tegen 298 voor Louis. Gezien de tegenwerking van de officiële Katholieke Partij met de steun van de Rooms-Katholieke overheid enerzijds en de gebrekkige organisatie anderzijds, was het Daensisme nergens goed van de grond gekomen.
Nochtans stond de familie Matthys in hoog aanzien op de gemeente en had men Louis, ter gelegenheid van zijn huwelijk en zijn aanstelling als burgemeester, feestelijk onthaald.
Daarenboven kan men de klacht van Rachel over de ondankbare ingezeten zijner gemeente niet helemaal onterecht noemen. Véél meer dan de familie D’Hollander waren de Matthysen sociaal geëngageerd en deden ze aan christelijke liefdadigheid.
Zo kocht op 16 mei 1863 Sophie, oudste dochter van Bernard en begijn te Gent, het nieuwgebouwd woonhuis aan de Hoogstraat van haar overleden broer Charles-Louis († 05 maart 1863) voor 11.000 Bfr. Nadien schonk ze het huis aan Monseigneur Bracq, bisschop van Gent, met het doel er een lagere meisjesschool met internaat in onder te brengen (5).
In 1867 namen de zusters Maricolen van Deinze er hun intrek. In 1868 werd er gestart met kleuteronderwijs, later kwam er lager onderwijs en een internaat voor schipperskinderen. Tijdens de Tweede WO was het een quarantainehuis voor prostituees met een geslachtsziekte (6). De kloostergebouwen werden in 2006 afgebroken om plaats te maken voor appartementen.
In 1875 kwam de nieuwgebouwde gemeenteschool, met onderwijzerswoning, op het eind van de Hoogstraat in gebruik. Deze plaats was voor de leerlingen van de wijk Bruinbeke beter bereikbaar.
De vroegere gemeenteschool lag naast de kloostertuin van de Zusters Maricolen en werd in 1885 openbaar verkocht. De verkoopakte vermeldde een woonhuis met gebouw dat als school gediend had, met stalling overdekte schuilplaats en tuin, gelegen aan het Dorp, aan de Kapellestraat (nu Stationsstraat) naast “den bascule” (gemeentelijk weeginstallatie).
Het geheel werd aangekocht door Jan-Baptist Lalemant voor rekening van Ursula Matthys, prijs: 4.200 Bfr. Zij schonk het goed aan de Zusters Maricolen om er de kleuterschool in onder te brengen (7).
Ursula Matthys was een jongere zuster van Sophie en het zesde kind in het gezin Bernard Matthys en Ferdinandina Van Der Smissen. Ze werd op 2 januari 1812 geboren en huwde op 13 mei 1840 met Francies Bernard Van Damme, geneesheer en burgemeester van Oordegem. Na de dood van hun enig kind verhuisde het echtpaar in 1867 naar Schellebelle en ging in hun nieuwgebouwd huis op het Dorp naast de Zwanewegel wonen (8).
Tijdens de tweede helft van de 19de eeuw was er in Schellebelle een belangrijke kantproductie. In de “Almanach de Commerce” van 1878 staan voor Schellebelle (2092 inwoners) 11 fabrikanten ingeschreven. Ter vergelijking: Wetteren (10415 inwoners) 4 fabrikanten en Aalst (20982 inwoners) 17.
Kant diende oorspronkelijk enkel als versiering aan de zijkanten van bovenkleding (kragen, mouwen …) vandaar de naam. Kloskant is van Vlaamse oorsprong. Naaldkant komt van Venetië, maar werd vooral in Vlaanderen beoefend (Merletti di Fiandra).
Om dit kunstambacht te ondersteunen richtte Ursula in 1889 een kantschool op in het klooster, waarin voornamelijk naaldkant (Brusselse kant) aangeleerd en geproduceerd werd. Deze scholen waren eigenlijk meer fabrieken en alleen ongehuwde meisjes werden er toegelaten. Er werd ook aan godsdienstonderricht en algemene opvoeding gedaan. Plaatselijk werd naaldkant blommekeskant en een kantwerkster blommekesmaukster genoemd.
In die tijd was de sociale situatie in Vlaanderen erbarmelijk. Een kantwerkster verdiende toen 1,15 fr. voor 12 uur werk. Een brood kostte 0,30 fr. per kg., vers varkensvlees 1,5 fr. per kg.
Rond 1908 schreef Livien Tetaert (stationschef van 1907 tot 1909) de hymne: “Ons Duurbaar Schellebelle”. In de tweede strofe wordt dit kunstambacht verheerlijkt.
Men maakt er prachtig bloemenkant,
Zijn faam ver over zee en land,
Is ’t kunstwerk onzer vrouwen,
’t Siert hals en kleed van een vorstin,
Het is ’t juweel der schoonheidsmin,
Van onze Vlaamse Gouwen.
In deze kantschool ligt de verre oorsprong van de lingerie industrie in Schellebelle.
In 1921 werd de school opgeheven. In 1938 stonden hier nog 174 vrouwen als kantwerkster ingeschreven. Stiksters van de intussen nieuw opgekomen nijverheid werden aanvankelijk als kantwerksters geregistreerd.
Ook Louis was zeer sociaalvoelend. Eén van de eerste bestuursdaden als nieuwe burgemeester in 1889 was het optrekken van het aantal behoeftige kinderen tot 145. Meester Van Herreweghen en zuster Marie-Mathilde Colpaert werden belast om hen kosteloos onderwijs te verschaffen. In die tijd bestond nog geen algemeen kosteloos lager onderwijs.
Als brouwer had Louis onder zijn bierafnemers heel wat kleine cafébazen met kinderlast die met moeite de eindjes aan elkaar konden knopen. Die kregen een renteloze lening, ze moesten maar betoalen as ’t er aa van gemaukt waas (maar betalen nadat het al verkocht was) (9).
Louis overleed op 26 april 1928, zijn weduwe Alice Gyselinck in 1937. Bij testament gaf zij de opdracht om door Andreas Bosteels een doek voor de kerk te laten schilderen. Sinds 1938 hangt het altaardoek “De Aanbidding der Herders” in de noordelijke zijbeuk van de kerk (10).
Bij het uitbreken van WO II werd de brouwactiviteit gestopt en nadien niet meer opgestart.
De laatste bewoners van het huis waren André Matthys met zijn echtgenote Marie Bové. Het gezin bleef kinderloos. André was de jongste zoon van Louis, hij overleed in 1949 en zijn echtgenote bleef alleen achter. Na haar overlijden in 1995 werden het huis met de prachtige tuin en de brouwerijgebouwen verkocht en werd de tuin in zeven loten verkaveld. Hierbij werd een mammoetboom (sequoia giganteum) gekapt, een unieke boom waarvan er maar weinig in Vlaanderen te vinden zijn. Het Schellebels exemplaar was 35 meter hoog, op 1 meter van de grond was de stamomtrek 4,10 meter en 3,80 meter op een hoogte van twee meter (11).
Een monument van een boom, getuige van de plaatselijke boomkwekerskunst, in de tuin van een memorabele familie moest uit winstbejag ten onder gaan. Als tijdssymbool kan dit tellen.
De overblijvende gebouwen werden in 2007 gerestaureerd.
Hierbij kwamen ook de aanduidingen aan bod die op de gevel van de brouwerij aan de straatkant van de Wettersestraat staan. Ze werden door de Duitsers tijdens de Tweede WO aangebracht in het Duits en in geel en zwart. Wegwijzers en plaatsaanduidingen op gevels schilderen was bij de Duitsers gebruikelijk, deze konden niet omgedraaid worden.
…………………………………………
(1) Landmeterboek, 1658 (AR 156 - 253)
(2) Koopcontract brouwerij De Ruiter, 1738 (Archief Conny)
(3) ‘Familiekroniek Matthys’, Jean-Baptiste Matthys (Archief Heemkring)
(4) Biografie Louis Matthys. Gerda Temmerman, 1983.
(5) Archief Heemkring, Matthys, nr. 64
(6) Vergoeding oorlogsschade, 1923 (AH 75361)
(7) Archief Heemkring, Matthys, nr. 131
(8) Archief Heemkring, familiekroniek Matthys.
(9) ‘Woordenboek van het Schellebels dialect’. Guido Van der Eecken, 2007.
(10) ‘De Parochiekerk van Schellebelle’. Adolf Uyttenhove, 1997.
(11) ‘In Schellebelle staat een mammoetboom en deze boom is bedreigd’ (RdSL, 1999 - 1).
Afbeeldingen: Archief Heemkring.