Het kapelletje is gelegen naast de “wijngaardwegel” (weg nr. 28), een Trage Weg die naar de Roebeek leidt en verder naar de Ertbrugstraat.
De naam van de voetweg verwijst naar de verschillende wijngaarden die nog tot in de 18de eeuw op de flanken van de beek voorkwamen.
In de zijmuur rechts is een herinneringssteen gemetseld: “Victoria en Seraphin Roggeman, 1878”. Vroeger was het kapelletje gekend onder de naam "Teste-Vuystens-kapelletje”, tegenwoordig noemt men het “De Roggemankapel”.
Ze waren beiden kinderen van Geeraert Roggeman (°1753) en Maria Van Nieuwenhuyse. Hun vader Geeraert was geboren in Wichelen in een erg katholieke familie; hij was hier in Schellebelle gehuwd met zijn 10-jaar jongere Maria, telg van één der voornamere families van ons dorp. Ze woonden in hun grote boerderij op de Hoogstraat en hadden zoals in de meeste gezinnen destijds een hele rits kinderen.
In de volkstelling van 1823 staan ze vermeld. Hij is dan al 70, zijn vrouw Maria is er 60. Bij hen wonen op dat ogenblik nog de kinderen Coleta (33), Antonia (27), Victoria (25), Frans (23) en ‘nakomertje’ Seraphin (16).
Moeder Maria overlijdt in 1841, zij is dan 78. Vader Geeraert sterft een jaar later, hij is dan al 89. In 1844 vinden we de vader nog steeds vermeld als eigenaar van een stuk grond dat “De Wijngaard” noemt. Blijkbaar waren nog niet alle eigendommen van Geeraert verdeeld na zijn overlijden.
Dat de familie vermogend was naar de toenmalige normen bewijst ook dit stukje uit de “Denderbode” van 1861: Derden Koop - Eene eeuwigdurende bezette RENTE, ten kapitale van fr. 634-62, croiserende aen fr. 21 - 76 ’s jaers, verschynende t’elken 15 Maert, ten laste der kinderen van wylen Gerardus Roggeman en vrouw Maria Van Nieuwenhuyze, te Schellebelle Hoogstraet, by akte voor den Notaris Droesbeke te Laerne.
Van de kinderen Coleta, Antonia en Frans vinden we in Schellebelle geen huwelijken terug. Ook Victoria bleef ongehuwd. Het heeft er dan ook alle schijn van dat de broers en zusters samen de boerderij verder hebben uitgebaat.
Seraphin is de enige die wel zal huwen. Hij trouwt met Regina De Vuyst, dochter van Petrus De Vuyst en Joanna Verstraeten. Maar ook Seraphin en zijn vrouw blijven inwonen op de Hoogstraat. Er wordt slechts 1 kind geboren in hun gezin, Joseph in 1849. Maar het manneke leeft slechts 1 dag.
De jaren gaan voorbij en op de boerderij worden broers en zusters ouder op een kinderloos erf.
De oudste zusters en ook broer Frans sterven eerst en in 1875 overlijdt dan Regina De Vuyst, de echtgenote van Seraphin.
Het is 1878 wanneer de overgebleven zuster Victoria en de jongere broer Seraphin besluiten om een gedenkkapel op te richten voor hun moeder. Zij schonk hen niet alleen het leven, ze had er ook (financieel) voor gezorgd dat haar kinderen een onbekommerd leven hadden gekregen.
En bijna met zekerheid was er ook een sterke gelovige verbondenheid, die de familie Roggeman kenmerkte. De middelen waren er en ook de plaats was er: het stukje eigendom in een rustige uithoek als de Stationsstraat, toen nog lang niet de “economische” straat die ze zou worden éénmaal de eerste fabrieken er zouden worden neergeplant.
Seraphin werd 75, hij sterft in april 1882. Zijn oudere zus Victoria sterft amper 3 maand later, zij werd 84.
Als in 1882 de laatste van deze tak Roggeman komt te overlijden, zijn er geen directe nazaten meer. Geen van hen liet kinderen na en de enige directe familie die er nog is zijn de broers en zusters van Regina De Vuyst, de overleden echtgenote van Seraphin.
Ook in dat grote gezin waren de meesten ongehuwd gebleven. De jongste dochter, Ursula, was na haar huwelijk met een Hoogewijs naar Kalken gaan wonen. Wie nog leefde van de andere broers en zusters woonden allemaal op Hekkergem bij Brigitte De Vuyst, die gehuwd was met Seraphin Bontinck.
De streng katholieke familie Roggeman van op de Hoogstraat had in hun laatste levensjaren gevraagd aan hun schoonzuster Brigitte om samen met haar kinderen het nieuwe kapelletje in de Stationsstraat te verzorgen en te onderhouden. Ongetwijfeld stond daar ook een stuk van hun erfenis tegenover; aan wie konden ze het anders nog geven?
Seraphin Bontinck woonde op een stuk grond dat vooraan tot tegen Hekkergem kwam en achteraan tot tegen de Stationsstraat liep. Het was maar een goede honderd meter van aan zijn achterdeur tot aan het kapelletje.
Zijn kinderen en kleinkinderen zouden die traditie blijven voortzetten.
Zijn zoon Charles-Louis (geboren 1848) en diens vrouw Stefanie Vermeulen waren de eerste opvolgers. Ook de zuster van Charles-Louis, Maria en diens broer Gustaaf (beiden ongehuwd gebleven en ook wonende op Hekkergem) waren vaste “kapelverzorgers”.
Later volgde Francois Bontinck (“Peetjen Sooi”), de zoon van Charles-Louis. Hij huwde met Emilie Buysse en ook zijn kinderen zetten de kapeltraditie verder.
In 1976 vertelde Madeleine Bontinck - één van de kinderen van Francois - dat zij, als zesjarig meisje, dikwijls meeging met groottante Marie om het kapelletje op te kuisen en ook zij zou het bijna gans haar leven verder blijven doen.
Madeleine huwde later met Theofiel Baetens en hield een winkel in stoffen op de Hoogstraat. Haar dochter Olga (echtgenote Georges Cryns) is nog steeds een aangename en graag geziene verschijning op de gemeente.
Tot 1974 zorgde Madeleine getrouw voor het onderhoud van de kapel. Op zekere dag zei René Tolliers tegen haar: “Madeleine, gij moet dat niet meer komen doen, ik zal daar wel verder voor zorgen”. Sindsdien doen René en Filomena Verstuyft dat zeer gewetensvol: verven, dak herstellen, nieuwe bekleding. Maar ook Irene Flieberg (grootmoeder van Karel De Jaeger), die getrouwd was met Gustaaf Bontinck, de broer van Madeleine, heeft het kapelletje nog
gesoigneerd. Zoals de familietraditie het wou. Ook al waren we ondertussen 4 generaties verder en wist al lang niemand meer wie de Roggemans waren wiens namen in de muren stonden ingebeiteld.
In 1950 werd de straat heraangelegd en een flink stuk verbreed. Het kapelletje stond volledig over de rooilijn, moest afgebroken worden en dreigde voorgoed te verdwijnen.
Het is toen achteruit gezet door Jozef De Wilde, voor 1500 Bfr. Madeleine Bontinck en haar vader hebben samen alle kosten gedragen.
Rond 1992 werd de kapel bij een aanrijding zwaar beschadigd. Ze werd afgebroken en op dezelfde plaats herbouwd. De venster in de toegangsdeur is beveiligd met ijzeren staven en is nog origineel Ook het smeedijzeren kruisbeeld op de nok is origineel.
Interieur. Bovenaan in het midden staat een kruisbeeld. Daaronder een piëta met langs beide kanten een vaas met bloemen en te midden de tekst: “Zie daar uw moeder”. Een trapje lager onder een glazen stolp stond in 1976 een beeld van een gekroonde Lieve-Vrouw met het kindje Jezus, maar blijkt in 2021 verdwenen. Nog lager staat een beeld van de Heilige Jozef met kindje Jezus en rechts een beeld van het Heilig Hart.