De Visitatieverslagen van bisschop Triest

SITUERING IN DE TIJD.

Bisschop Antonius Triest (1576 – 1657) studeerde te Leuven en te Rome. In 1602 werd hij priester gewijd. Hij was in 1617 bisschop te Brugge en in 1622 te Gent. Zijn zorg voor de armen was groot. Hij sympathiseerde met het Jansenisme (de Jansenisten zouden de vrije wil ontkennen en de verlossing uitsluitend tot de uitverkorenen beperken) en werd hiervoor uit zijn ambt ontzet. In 1653 onderwierp hij zich terug aan de officiële kerkelijke leer.

Praalgraf Antonius Triest, Gent St.-Baafskathedraal.
Praalgraf Antonius Triest, Gent St.-Baafskathedraal.

Vóór en tijdens het pontificaat van bisschop Triest (1617 – 1657) kende ons land beroerde tijden.

Toen Filips II in 1555 zijn vader, Karel V, als landvoogd in de Nederlanden opvolgde, kreeg hij een zware erfenis toegeschoven. Het autoritaire optreden van Maria van Hongarije (die in naam van Keizer Karel de Nederlanden regeerde) had veel kwaad bloed gezet en voor een klimaat van onvrede gezorgd. Dit werd bestendigd onder de landvoogdij van Margaretha Van Parma, halfzuster van Filips II. Zij was een zwakke figuur zodat het landsbestuur eigenlijk in handen was van kardinaal Granvelle.

De strenge toepassing van de godsdienstige plakkaten, de slechte sociaaleconomische situatie en de hachelijke financiële toestand, brachten het land aan de rand van de afgrond.

In 1566 gaf de beeldenstorm de aanhef tot een algemene opstand.

De bloedige en gewelddadige onderdrukking door Alva en de opzienbarende terechtstelling van de hertogen Egmond en Horne op 6 juni 1568 waren het begin van een langdurige revolutie die tachtig jaar zou duren.

Deze “Tachtigjarige Oorlog” (1568 – 1648) was eigenlijk een godsdienst- en vrijheidsoorlog en had het uiteenvallen van de Nederlanden tot gevolg.

Bij de “Pacificatie van Gent” in 1576 werden er verwoede pogingen gedaan tot godsdienstvrede en het bewaren van de eenheid binnen de Nederlanden. De militaire successen van Alexander Farnese (Margaretha’s zoon), brachten de Zuidelijke Nederlanden terug onder Spaans bewind, maar de steun vanuit Engeland aan de Noordelijke Nederlanden, de vernietiging van de onoverwinnelijk geachte Spaanse Armada (1588) in de oorlog tegen Engeland, de oorlog tegen Frankrijk - waar Filips II zijn dochter Isabella op de troon wilde - het gebrek aan manschappen en middelen, verhinderden ook de verovering van de Noordelijke Nederlanden, zodat de scheiding in 1588 eigenlijk reeds een feit was.

Kort voor zijn dood in 1598 had Filips II de gehele Nederlanden aan zijn dochter Isabella en haar man aartshertog Albrecht afgestaan. Hun bestuur kenmerkte zich door een meer pragmatische houding tegenover het opstandige Noorden - waardoor de hoop op hereniging herleefde - zonder evenwel de Spaanse belangen te verwaarlozen, zodat de oorlogen met het Noorden bleven voortduren.

In 1609 kwam het “Twaalfjarig Bestand”, zeer tegen de zin van Spanje, tot stand, wat eigenlijk een erkenning was van de scheiding tussen Noord en Zuid.

Albrecht stierf kinderloos in 1621. Isabella bleef landvoogdes tot aan haar dood in 1633.

De komst van prins-kardinaal Ferdinand, broer van de Spaanse koning Filips IV, bracht ons terug onder het absolute Spaanse gezag, met nieuwe oorlogstijden.

Uiteindelijk tekende de Spaanse vorst in 1648 “De Vrede van Munster”, waarbij de onafhankelijkheid van de Noordelijke Nederlanden erkend werd en onze huidige grens met Nederland vastgelegd werd.

De “Tachtigjarige Oorlog” was voorbij. De kleine republiek van de Verenigde Provinciën (amper twee miljoen inwoners), had het machtige en trotse Spanje een definitieve nederlaag bezorgd. Er wachtte haar een gouden eeuw.

Zowel economisch (sluiting van de Schelde van 1585 tot 1795) als cultureel geraakt Vlaanderen in verval. En dan zijn er nog de oorlogen met het Frankrijk van Louis XIV, met een voortdurende gebiedsafstand tot gevolg.

De “Vrede van de Pyreneeën” (7-11-1659) bracht een voorlopig einde aan de Frans – Spaanse oorlog. Hierbij werd Artesië door Frankrijk geannexeerd en werd o.a. de druiventeelt  in Vlaanderen verboden. De vrede duurde niet lang. In 1668 werd Frans-Vlaanderen en in 1678 de helft van Henegouwen bij Frankrijk ingelijfd.

 

Het hoeft geen betoog dat al dat oorlogsgeweld ook voor de plattelandsbevolking verstrekkende gevolgen had. We geven een chronologisch overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit die jaren.

- Tijdens de eerste beeldenstorm (1566) wordt de kerk van het klooster van “Tussenbeek” vernield.

- Tijdens de tweede beeldenstorm (1577) wordt “Tussenbeek” in brand gestoken met een totale verwoesting tot gevolg.

- In 1580 wordt het kasteel verwoest, de kerk en het dorpsplein worden platgebrand.

- In 1587 breken Duitse soldaten de kerk open op zoek naar heilige vaten, daarna verwoesten ze de pastorij.

- In 1599 nemen de eerste zusters terug hun intrek in het heropgebouwde klooster van “Tussenbeek”.

- In 1607 is de plaatselijke bevolking terug aan het toenemen.

- In 1609 krijgt Schellebelle het octrooi tot het herinvoeren van de wekelijkse dinsdagmarkt, die sedert onheuglijke tijden had bestaan, maar achterwege bleef tijdens de laatste troebele tijden.

-  In 1620 besluit men in Tielt om hun jaarmarkt te verplaatsen, omdat deze samenviel met de Potjesmarkt van Schellebelle.

- Vanaf 1621 tot 1683 is Isabelle Bette, gehuwd met Ernest D’ Aerschot de Rivière  (baron van Houffalize) eigenaar van Schellebelle en Wanzele.

-  In 1623 meldt Triest dat de kerk vroeger was platgebrand en dat toen een deel van het dak hersteld was en gedekt met stro.

-  In 1641 is het kasteel opnieuw bewoonbaar.

 

 

DE VISITATIEVERSLAGEN (75321).

Een visitatie was een regelmatig te houden inspectie van parochies en kerken door de bisschop in zijn bisdom. De verslagen werden in het latijn geschreven.

De visitatieverslagen van bisschop Triest werden als bijlage 1 gepubliceerd in het boek: De Parochiekerk van Schellebelle, Adolf Uyttenhove, 1997.

Voor onderstaande transcriptie en vertaling zorgde pater Frans Bontinck, cicm.

 

VERSLAG I (1623)

Het originele verslag hebben we niet teruggevonden.

 

VERSLAG  II (25 juli 1627)             Pastoor: Antoon Van Den Steen

                                                          Meier: Jacob Waels

Consecravi hic altaria dua: unum ad honorem B(eatae) Mariae Virginis et S(anctae) Annae, alternum ad honorem S(anctorum) Joannis Baptistae, Gaugerii, Huberti et Rochi. Ecclesia est multis impensis reparata sed ejus chorus mansit stramine tectus, et cloacae non satis reparatae, unde muri corrumpuntur. Populus est parum affectus Ecclesiae, rudis et pertinax. qui sunt circiter 340 communicantes et satisfecerunt omnes, licet plures videantur parum suspecti ob sermones quos habent Baillivus, mayerus, scabini, praefecti fabricae mensae pauperum. Pastor et custos bene audiant. Computus ecclesiae et mensae vidi, et omnia frugaliter administrari sed parvos esse proventus ecclesiae. Sacrarium satis vile et vasa olei sacri vilissima, pixis tota deaurata. Fons et  baptisterium utcumque honestum, licet illud non satis firmiter claudebatur. Sedes confessionalis et concionatoria utcumque honestae. Coemiterium bonum et amplum sed videtur retro chorum absorberi a flumeni Schaldi. Presbyterium bonum cum ... horto. Nullum sacrarium. Et cum hic populus videatur valde rudis et austerus, videtur consultum ut hic introducatur sodalitas rosarii qua suaviter mitigetur.

Ik heb hier twee altaren gewijd: één ter ere van de Gelukzalige Maagd Maria en van de Heilige Anna, een ander ter ere van de Heiligen Jan de Doper, Gaugerius, Hubertus en Rochus. Met vele onkosten is de kerk hersteld, maar het koor bleef met stro gedekt en de dakgoten zijn onvoldoende hersteld, waardoor de muren worden aangetast. Het volk is weinig gehecht aan de Kerk, het is ruw en koppig. Ongeveer 340 zijn er gehouden tot de Paascommunie en allen hebben hun plicht volbracht; ofschoon dat, tengevolge van de gesprekken gehouden door de Baljuw, de meier, de schepenen, de voorzitter van de (kerk)fabriek en de tafel der armen, er meerderen wat verdacht schijnen. De pastoor en de koster hebben een goede faam. Ik nam inzage in de rekeningen van de kerk en van de (armen)tafel, alles wordt met zorg beheerd maar de kerk heeft weinig inkomsten. De bewaarplaats der heilige vaten is eerder bescheiden en de kruikjes der heilige olie zijn zeer gewoon, de pixis (= klein plat rondvormig doosje, gebruikt om de gewijde hostie naar een zieke te dragen) is gans verguld. De doopvont en het baptisterium (= de doopselplaats) zijn min of meer in orde, ofschoon het baptisterium niet stevig genoeg gesloten was. De biechtstoel en de preekstoel voldoen min of meer. Het kerkhof is goed en ruim maar achter het koor schijnt het afgevreten te worden door de stroming der Schelde. De pastorij is goed en heeft een tuin. Maar zij heeft geen bewaarplaats voor de gewijde vaten. En vermits het volk hier ruw en hard schijnt, dunkt het mij raadzaam dat hier een broederschap van de rozenkrans wordt ingevoerd waardoor stilaan de zeden zouden verzacht worden.

 

VERSLAG  III (17 Juli 1630)          Pastoor: Antoon Van Den Steen

                                                          Meier: Jacob Waels

Schelde Belle. Veniens Bru(x)ella per Alostum visitavi ecclesiam eamque inveni hardesiis tectam et deintus bene dealbatam et testudinem erectam, misere ornatam et S(anctissimum) Sacramentum in … (tabernaculo?), cujus pixidi non erat substratum corporale nec lumen accensum. Res ecclesiae et mensae pauperum bene administrantur, sed illa mutuo acceptit a praedicta mensa 75 lib(ras) gr.quae impensae fuerunt in reparationem tecti et testudinis. De pastore et plebe nihil auditum quam quod gratum et jucundum audire. Is aberat jam ab aliquot diebus nulla rogata venia. Substituit tamen aliquem Recolectam, non tamen residentem.

Schellebelle. Komende van Brussel over Aast heb ik de kerk bezocht en ik heb haar aangetroffen reeds bedekt met schaliën en van binnen goed gewit en van een gewelf voorzien, maar ellendig versierd. Ik vond ook het Heilig Sacrament in … (het tabernakel?), onder de pixis in het tabernakel was geen corporale (= een vierkante wit linnen doek) uitgespreid er was ook geen brandende godslamp. De zaken van de kerk en armentafel worden goed beheerd, maar de kerk ontving in leen van voornoemde tafel 75 ponden (groot) die gebruikt werden voor het herstel van het dak en het gewelf. Over de pastoor en het volk hoorde ik niets dan wat aangenaam en verheugend was. De pastoor was reeds enkele dagen afwezig zonder de toelating gevraagd te hebben. Hij liet zich echter vervangen door een Recollet (= Franciscaan) die er nochtans niet verblijft.

 

VERSLAG  IV (3 Juli 1633)            Pastoor: een tijdelijke kracht

                                                          Meier: Jacob Waels

Schellebelle. C(ura) P(astoris) per temporalem. Coemitaerium et ecclesia minantur ruinam qui(a) ejus fundus absorbetur a flumine. Melius solito ornata, licet adhuc valde tenuiter, sarta tectaque non tota ardesiis. Pastor in dicendis officiis et vesperis satis diligens, in catechismo non item, nam eum agit per formam concionis tantum. Est hic fundatus personatus sine ulla obligatione et una missa feriis quintis celebranda, cujus proventus non excedunt 5 fl.

Legatum defuncti pastoris necdum mandatum executioni. Praefecti mensae et fabticae honesti, praetor potator, meyerius diligens. Communicantes hic 100 satisfecerunt. Nullum archivium. Non est taxa. Commoda domus pastoralis, sed non satis sarta tectaque. Nullum sacrarium sed omnia servantur quaecumque alicujus pretii in domo pastoris. Registra exacta et liber status animarium et registrum bonorum pastoratus, nullum de presbyteris adventis, neque bene servatur edictum Principis de extraneis huc advolantibus ad habitandum. Computus exacti sed non extenduntur examini et clausurae non consignantur et manibus novorum praefectorum fabricae et mensae. Cetera satis ordinata.

Schellebelle. Het ambt van de pastoor (wordt uitgeoefend) door een tijdelijke. Het kerkhof en de kerk worden bedreigd door instorting omdat de grond opgeslokt wordt door de stroom. De kerk is beter dan gewoonlijk versierd, ofschoon nog zeer matig hersteld en niet helemaal met schaliën bedekt. De pastoor is voldoende ijverig in het zeggen van de diensten en de vespers, maar dit is niet het geval wat betreft het godsdienstonderricht, want hij geeft dit enkel onder de vorm van het sermoen. Hier is een fundatie voor een persoon met als enige verplichting enkel elke donderdag een mis te celebreren, de inkomsten van die stichting overschrijden de 5 florijnen niet.

Het nalatenschap van de pastoor werd nog niet uitgevoerd. De voorzitters van de (armen)tafel en van de (kerk)fabriek zijn rechtschapen, de baljuw is een dronkaard, de meier is ijverig. Honderd communicanten hebben hun plicht volbracht. Er is geen archief. Er is geen taxatie (voor de kerkelijke diensten). Het huis van de pastoor is comfortabel, maar niet voldoende hersteld en (het dak is onvoldoende) gedekt. Er is geen bewaarplaats (voor de voorwerpen van de eredienst) maar al de dingen van enige waarde worden bewaard in het huis van de pastoor. De registers zijn nauwkeurig het boek met aantekeningen over de zielentoestand van de gelovigen eveneens zoals ook het register van de goederen van de parochie, er is geen register betreffende aangekomen priesters, evenmin wordt het edict van de prins over vreemde priesters die hier toestromen om er te wonen goed onderhouden. De rekeningen zijn nauwkeurig maar zij worden niet onderworpen aan een onderzoek en de besluiten worden niet eigenhandig ondertekend door de nieuwe voorzitters van de (kerk)fabriek en (armen)tafel. De andere zaken waren tamelijk in orde.

 

VERSLAG  V (7 Juli 1638)                         Pastoor: ... D’ Haens

                                                          Meier: Jacob Waels

Schellebelle. Ecclisia melius solito ornata, licet illa tenuis sit, baptisterium jam cum fonte honesto et sedes confessionnalis. Coemiterium plenum vepribus, muri illius ex parte diruti. Tabernaculum vile et vilis pixis et remonstrantia ex aere deaurato. Ecclisia cum coemiterio exposita periculo inundationis, alia sarta tectaque sicut et domus pastoralis, cujus hortus bene cultus. Pastor optime audit sicut et tota communitas consistit in 500 communicantibus, qui omnes satisfecerunt praeter dd. temporales, ui communicant in suis aedibus ac in Paschate divina ibidem possint celebrari. Non est tabula piarum fundationum. Computus et registra exactissima. Redditus hypothecatus super domo pastorali non redimitur juxta conventionem. Solvet tamen parochia canonem. Sacellanus vir bonus. Legatum relictum ecclisiae necdum absolute solutum.

Schellebelle. De kerk is beter versierd dan gewoonlijk, ofschoon zij nog armtierig is, het baptisterium heeft reeds een mooie doopvont en er is ook een biechtstoel. Het kerkhof staat vol doornstruiken, de muren ervan zijn gedeeltelijk omver gevallen. Het tabernakel is maar gewoon en evenzo de pixis en de monstrans uit verguld koper. De kerk en het kerkhof is blootgesteld aan het gevaar van overstroming, overigens is zij (de kerk) hersteld en (het dak) gedekt gelijk het huis van de pastoor, waarvan de hof goed onderhouden is. De pastoor heeft een zeer goede faam zoals ook gans de dorpsgemeenschap die bestaat uit 500 communicanten, die allemaal de Paasplicht vervulden met uitzondering van de zogeheten tijdelijke bewoners die samenkomen in hun gebouwen en er op Pasen de goddelijke diensten kunnen vieren. Er is geen lijst van de godvruchtige stichtingen. De rekeningen en de registers zijn zeer nauwkeurig. De aflossing van de hypotheek op de pastorij wordt niet vrijgekocht volgens de overeenkomst. De parochie zal toch de vastgestelde som betalen. De kapelaan is een goed man. De nalatenschap gedaan aan de kerk werd nog niet volledig uitbetaald.

 

VERSLAG  VI (24 Oktober 1641)  Pastoor: Emmanuël Embrechts

                                                          Meier: Jacob Waels

Schellebelle. Eodem die reperta fuit haec ecclesia in longe meliori statu (quam) in praeterita visitatione, procurante diligenter pastore ejus ornatum et ut sacrario sit bene provisum. Optime audit apud suos. Libri pastorales et computus exacti. Sacellanus jam primum advenerat. Custos diligens et honestus. Nullum adhuc baptisterium. Communicantes circiter 400, qui omnes sunt boni nominis neque de quoquam auditae querelae. Presbiterium bonum, sartum tectumque et quamquam redditus 2 lb. quo illud est gravatum, non red(d)untur succesive per pastorem, solvit parochia illius canonem quotannis.

Schellebelle. Op dezelfde dag werd deze kerk gevonden in grotelijks betere staat dan bij een voorgaand bezoek, de pastoor heeft ijverig gezorgd voor haar versiering en opdat de bewaarplaats der heilige vaten er goed zou uitzien. Hij heeft een zeer goede faam bij de zijnen. De pastorale boeken en rekeningen zijn correct. De kapelaan was reeds vroeger aangekomen. De koster is een ijverig en eerlijk man. Er is nog geen baptisterium. Er zijn ongeveer 400 (Paas)communicanten, die allen een goede naam hebben en van niemand werden klachten gehoord. De pastorij is goed, hersteld en met een goed dak en ofschoon de terugbetaling van 2 ponden waarmee het is belast, niet door de pastoor geleidelijk werd terugbetaald, betaalt de parochie jaarlijks volgens het akkoord.

 

VERSLAG  VII  (4 Mei 1647)         Pastoor: Emmanuël Embrechts

                                                          Meier: Jacob Waels

Schellebelle. Simile, ita ut neutra potuerit formaliter visitari.

Schellebelle. De toestand is gelijk gebleven, zodat er geen formeel bezoek nodig was noch aan de kerk noch aan de pastorij.

 

VERSLAG  VIII  (11 Juni 1649)     Pastoor: Emmanuël Embrechts

                                                          Meier: Jacob Waels

Schellebelle. Eodem die, visitavi hanc ecclesiam eamque inveni in antiquo suo miserabili statu, coemiterium cum illa periculo absorptionis a flumine illudque plenum vepribus. Est illa pro qualitate loci utcumque bene ornata. Communicantes hic 400 plus minus. Testamentum defuncti pastoris necdum mandatum executioni. Anniversarium tamen illius fit. Domus pastoralis liberata a reduti per parochianos. Non tabula piarum fundationum quia pauca. Nullum archivum. Registra nova sub hoc pastore conformia ordinatis et nitide descripta, praedecessorum inconcinna et lacera. Dicitur ad hanc parochiam subinde excurrere quidam pseudoexorcista ex pago de Gavere, ibidem faber ferrarius, qui dicitur  subinde subminitrare billeta contra morbos. Pastor optime audit et gratus suis ac bonus. Tectum domus pastoralis indiget reparatione. Quibus visitationibus finitis, profectus fui ad abbatiam Affligemiensem et inde Bruxellas. Pastor Daenens agens jam pastorem Denremundae recipit hic 12 LB. ad opus ecclisiae; negat solutionem ex eo quod illae cum suis mobilibus fuerint furatae.

Schellebelle. Dezelfde dag heb ik deze kerk bezocht en haar in haar zelfde oude treurige staat teruggevonden, samen met haar is het kerkhof, dat overwoekerd is door doornig struikgewas, in gevaar door de stroom opgeslorpt te worden. De kerk is, rekening gehouden met haar ligging, redelijk goed versierd. (Het aantal degenen) die hier hun Pasen houden is ongeveer 400. Het testament van de overleden pastoor werd nog niet uitgevoerd. Men celebreert toch een mis op de verjaardag van zijn overlijden. De pastorij werd door de parochianen ontlast van de terugbetaling. Er is geen lijst van de godsvruchtige stichtingen want ze zijn weinig talrijk. Er is geen archief. Onder deze pastoor zijn er nieuwe registers overeenkomstig de voorschriften en ze zijn proper beschreven, deze van zijn voorgangers waren slordig en gescheurd. Men zegt dat nu en dan een zekere valse exorcist, afkomstig van het dorp Gavere waar hij smid was, naar deze parochie overkomt, die, zoals men zegt, een brief verschaft tegen ziekten. De pastoor is goed en ook zeer goed gezien en geliefd door zijn parochianen. Het dak van de pastorij moet hersteld worden. Na deze bezoeken beëindigd te hebben, ben ik vertrokken naar de abdij van Affligem en vandaar naar Brussel. Pastoor Daenens, nu reeds dienstdoende pastoor te Dendermonde, heeft hier 12 ponden ontvangen voor zijn kerkelijk werk; hij weigert dit bedrag terug te betalen omdat het zou gestolen zijn samen met zijn meubels.

 

VERSLAG  IX  (20 Juni 1650)        Pastoor: Christoffel Morreman

                                                          Meier: Jacob Waels

Eodem die visitavi et hanc parochiam et inveni omnia in pristino statu, nisi quod vidi domum pastoralem jam debite reparatum, pastorem et populum bene audire.Testamentum defuncti pastoris necdum mandatum executioni. Coemiterium repletum vebribus. Computum confusum dominicalium necdum purgatum nec arrieragia recipi. De reliquis nisi bona audita.

Diezelfde dag bezocht ik eveneens deze parochie en vond alles in dezelfde staat als de vorige keer, alhoewel ik zag dat de pastorij reeds afdoende hersteld was. De pastoor en het volk hebben een goede faam. Het testament van de overleden pastoor was nog niet uitgevoerd. Het kerkhof was overwoekerd met doornstruiken. De rekening het ereloon voor de zondagmissen was verward en nog niet uitbetaald en de achterstallige bedragen nog niet ontvangen. Wat de overige zaken betreft vernam ik niets dan goed.

 

VERSLAG  X  (8 Juni 1652)           Pastoor: Christoffel Morreman

                                                          Meier: Jacob Waels

Eodem die, ante prandium, inveni hanc ecclesiam et omnia ad illam pertinentia esse bono loco, coemeterium bono aggere munitum contra impetum fluminis. Edicta concilii Flandriae in omnibus observari, praeterquam quod parochia non solvat adhuc praemiola catechistae. Arbores divenditae fuere amputate; impensae sunt pro tuitione coemiterii et habita fuit bona ratio tiliarum. Judocus Broyere necdum absolvit dilucidationem censuum dominicalium quod in se jam diu suscepit. Pastor vir doctus et diligens et bene audit ubique cum sua communitate, quae consistit in 460 plus minus communucantibus. Non videntur hic diebus festis decantari vesperae et subinde etiam dominicis intermitti. Eodem die, profectus fui Teneramundam et mansi sequenti die.

Dezelfde dag, vóór het middagmaal, vond ik deze kerk en alles wat haar betreft op de goede plaats, het kerkhof was door een goede dijk versterkt tegen het geweld van de stroom. De verordeningen van het concilie van Vlaanderen werden in alles opgevolgd, behalve dat de pastoor of de parochie het karige loon van de catechist nog niet betaalt. De verkochte bomen werden geveld; de opbrengst is voor de bescherming van het kerkhof en voor de lindebomen heeft men goed gezorgd. Judocus Broyere heeft de som van de zondagse omhalingen nog niet bekend gemaakt wat hij al lang beloofd had. De pastoor is een geleerd man en ijverig en geniet bij zijn dorpsgenoten, die uit ongeveer 460 (Paas)communicanten bestaat, overal een goede faam. Het schijnt dat hier op feestdagen de vespers niet gezongen worden en nu en dan worden ze zelfs op zondagen achterwege gelaten. Dezelfde dag, ben ik vertrokken naar Dendermonde waar ik de volgende dag bleef.

 

VERSLAG  XI  (30 Mei 1654)        Pastoor: Christoffel Morreman

                                                          Meier: Jacob Braye

Eodem die, visitavi hanc ecclesiam eamque inveni in eodem statu supra. Computus meliori ordine conscribuntur, necdum facta elucidatio parvorum redituum negligentia meyerii loci, qui necdum computum reddidit; homo potator. Census grani solvuntur jam in specie. Pastor cum populo bene audit. Parochia necdum solvit praemiola catechistica, quod se facturum promisit.

Dezelfde dag, bezocht ik deze kerk en vond haar in dezelfde staat zoals hierboven. De rekeningen worden in een betere orde ingeschreven, inzake de kleine inkomsten heeft men nog geen klaarheid gebracht wegens de slordigheid van de plaatselijk meier, die de rekening nog niet heeft teruggegeven, het is een man die drinkt. De graanbelasting wordt reeds in geld betaald. De pastoor heeft bij het volk een goede naam. De parochie heeft het karig loon van de catechist nog niet betaald, wat ze beloofd had te doen.


Deel deze informatie: