Een vierschaerhuys zouden we nu gemeentehuis noemen. Het was in veel gemeenten gebruikelijk dat een herberg in het centrum van de gemeente voor deze functie instond.
Tijdens het Ancien Régime fungeerde de herberg Den Ingele (waar nu de KBC is) als vierschaerhuys. De herbergier moest hiervoor gans het jaar door een kamer ter beschikking houden en voldoende brandhout leveren. In 1728 kreeg hij hiervoor een vergoeding van 8 gulden per jaar (1).
In 1732 werd in het kasteel een kamer als schepenkamer ingericht. Daartoe werd een tafel, stoelen, haardijzer, vuurtang, vuurschop, bel, kaarssnuiter en kandelaar aangekocht.
Ten voornoemde daege is byde voorseyde weth geordonneert aen onsen greffier van te verleenen ordonnantie (…) tot het Coopen van een taeffel stoelen brandelaer tange schuppe belle keirssuyter Candeleir (…) omme te jmployeren jnde schepenen Camer op het Casteel date alsboven (1).
Veertig jaar later, in 1772, besloot de toenmalige eigenaar, de markies van Lede, om het kasteel af te breken.
De vierschaar achtte een herberg niet meer geschikt om er te vergaderen en zeker niet om er de gemeentelijke documenten te bewaren.
Er werd besloten om aan Het Veir twee kamers aan te bouwen, als vergaderplaats en archiefruimte, “De Toren”:
Ten voornoemde daege isser bij hun geresolveert alsoo sijne exellentie den heer marquis de lede heere deser prochien geintentioneert af te brecken het Casteel plaetse onser vierschaere, (…) te doen bauwen ende metsen twee plaetsen (…) ontrent het het veir deser prochie, grond Competerende den gemelden heere marquis ende welcke grond hij aende geseijde parochien onwederroepelijck sonder eenige recognitie sal permitteren (…) (1).
Volgens de overlevering werd “De Toren” aan het oorspronkelijk huis aangebouwd met afbraaksteen van het kasteel. Het ligt inderdaad voor de hand dat de markies, die sinds 1738 ook eigenaar van ‘Het Veer’ was, voor de uitbreiding van zijn herberg als vergaderplaats van de vierschaar, afbraakmateriaal van zijn kasteel liet gebruiken. Dit was al jaren in verval en werd vanaf 1772 stelselmatig afgebroken. De markies moest trouwens ook de grond ter beschikking stellen.
Op het einde van de 19de eeuw verkeerde ‘Het Veer’ in slechte staat. Men vreesde dat de gemeentelijke papieren niet goed meer konden bewaard worden en men vond dat de gemeente een eigen gemeentehuis moest hebben.
In de zitting van 1 maart 1897 besluit het gemeentebestuur, met eenparigheid van stemmen, het huidig gebouw aan te kopen voor 5080 Bef. (2).
Het woonhuis was in 1884 aangekocht door Jozef Roels en Adolphine Rasschaert, waarvoor ze bij Jan Baptist Matthys een lening afsloten van 6400 Bef.
Het gebouw werd toen omschreven als: een groot en onlangs nieuwgebouwd huis met etage (3).
Op de gemeenteraadsvergadering van 20 augustus 1929 werd beslist om een ‘oudheidswapenschild’ in de gemeente in te voeren. Dit zou aan de gevel van het gemeentehuis moeten aangebracht worden, en:
Overwegende dat gezien het gemeentehuis een modernen bouwtrand heeft die niet overeen zou stemmen met een oud wapens schild en dienvolgens deze in overeenstemming dient te worden gebracht met voormeld schild.
Besluit
De voorgevel van het gemeentehuis zal afgebroken worden en in enen nieuwen, naar verhouding van jaren bestaan van dit wapen, bouwtrand herbouwd worden.
Op de vergadering van 5 februari 1930 kwam de voorgevel terug ter sprake:
Gezien de reeds gevorderden ouderdom van ’t gemeentehuis alhier, dit gebouw door bouwvalligheid een zeer slecht uitzicht heeft en niet kan goed gebracht worden door gewone herstellingen, en ter herinnering van het honderdjarig bestaan onzer onafhankelijkheid, stelt den heer Voorzitter voor den voorgevel en het dak van ’t gemeentehuis te vernieuwen volgens bijgevoegd plan.
Het voorstel werd eenparig aangenomen. De kosten werden op 86.500 Bef geraamd. Bij het Gemeentekrediet werd hiervoor een lening van 80.000 Bef aangegaan. Tevens werd de tussenkomst van de Staat en Provincie gevraagd (4).
Nog hetzelfde jaar werden de werken uitgevoerd. Er kwam een bakstenen voorgevel, met ingewerkte zandsteen om een “Oude Vlaamse stijl” te bekomen. Het dak werd volledig omgebouwd en op de zijmuren kwamen prachtige gotische schouwen.
Gedurende de verbouwingswerken deed café “Den Engel” (nu het KBC gebouw) opnieuw dienst als tijdelijk gemeentehuis.
Bij koninklijk besluit van 1 februari 1932 werd de aanvraag van het gemeentewapen goedgekeurd. Daarop werd de afbeelding van het pas verworven wapen boven de ingangsdeur ingemetseld.
In 1975 was er opnieuw een grote verbouwing. De grote zaal, de raadszaal, werd achteraan bijgebouwd, de benedenverdieping werd omgebouwd tot burelen, er kwam een sanitaire ruimte en de vloer van de bovenverdieping werd versterkt om er de bibliotheek in onder te brengen.
Na de gemeentefusie in 1977 kwam het gebouw vrij, deed een tijd dienst als politiecommissariaat en momenteel als gemeentelijke bibliotheek.
…………………………………
(1) Resolutieboek 1703-1785 (AR 156 - 246)
(2) Aankoop gemeentehuis, 1897 (AH 75186)
(3) Aangekocht archief (AM 126)
(4) Verslagen gemeenteraad 1929, 1930
Afbeeldingen: archief Heemkring