De middeleeuwse rechtspraak was vrij ingewikkeld en verschilde nogal van streek tot streek.
Karel De Grote had destijds orde op zaken gesteld door het Frankisch gewoonterecht aan te vullen met keizerlijke verordeningen, doch tijdens het leenroerig tijdperk versnipperde het recht volkomen volgens de heersende leenheer. Wie moest vonnissen oordeelde dan ook meestal naar eigen geweten of goeddunken.
Bij de opkomst van de steden ontstond de noodzaak naar een beter georganiseerde maatschappij. De eerste keuren kwamen tot stand. Dit is een soort grondwet waarin de rechten en plichten van de ganse gemeenschap opgetekend werden. Op die manier werd de vroegere ‘willekeur’ voorkomen en werd de maatschappij ‘keurig’ geordend.
In het algemeen bestonden er weinig middelen om in een rechtszaak de waarheid te achterhalen. Men beperkte zich tot het onder eed aanhoren van mogelijke getuigen. Een bekentenis van een beklaagde gold als bewijsmiddel en foltering, het scherp examen, werd juist toegepast om die bekentenis af te dwingen.
Dat de middeleeuwse rechtbanken zich bewust waren van hun onmacht om de waarheid te achterhalen blijkt uit het veelvuldig inroepen van een bewijsmiddel van het oudste recht: ‘het godsoordeel’. Aldus waren het de natuurwetten die over schuld of onschuld oordeelden.
Bij een misdrijf werd de beklaagde opgepakt en gedurende het gerechtelijk onderzoek in de kelder van een kasteel of in een houten kist opgesloten - vandaar de zegswijze in den bak steken - in afwachting van het proces. Kort daarop had de rechtszaak plaats en de uitspraak volgde meestal 14 dagen later waarna onmiddellijk de strafuitvoering volgde.
Tijdens het Ancien Régime was er geen scheiding der machten. De vierschaar, samengesteld uit de meier, burgemeester en zeven schepenen, functioneerde zowel als gemeentebestuur, notariaat, vredegerecht en rechtbank.
Als rechtbank zetelde de vierschaar oorspronkelijk in het openbaar, onder de gerechtsboom die meestal op een centrale plaats op het dorpsplein stond. Bij ons was dit ‘De Stenen Linde’.
Aan de 3 zijden zaten de rechter, de zeven schepenen en de griffier. Aan de vierde zijde stond, achter een houten afsluitboom: de baelde (vandaar het woord ‘balie’) de beklaagde. De baljuw was de voornaamste man bij de rechtspraak. Hij vonniste echter niet, hij moest het proces kenbaar maken, de partijen samenroepen, de beklaagden dagvaarden, enz.
Terwijl de baljuw, in officiële kledij, naar de vierschaar trok, werd de banklok (gerechtsklok) geluid. Dit was het teken dat alle beklaagden en getuigen naar de rechtszaak moesten komen.
Het begin van een rechtszitting verliep volgens een plechtstatig en vast ceremonieel.
Eerst om de vierschare te bannen
zo zeght den bailliu oft ander officier
aldus
Ick mane ulieden myn heeren die schepenen syt
of ulieden kendelyck es den dach zo verre ghegaen ende
de sonne zo hooghe gheschenen, dat ic vermach
hof te maken ende vierschare te bannen ende dat van
weghen van mynen here van massemen zecht recht
N over uwe medeschepenen ic maen u
Daerop andtwoort de burchmeestere ende
naer die andtwoorde zecht den bailliu
aldus
(…) (2)
Deze procedure kon uren duren. Tegen de tijd dat het eigenlijke proces begon waren alle betrokkenen wel aangekomen.
Vanaf de 16de eeuw werd het gebruikelijk dat de vierschaar in een herberg zetelde. Dat voor deze functie de voornaamste centraal gelegen herberg uit het dorp gekozen werd, ligt voor de hand. Zo functioneerde herberg den Inghele (waar nu de KBC staat) lange tijd als wethuys voor de vergaderingen van de dorpsnotabelen en de vierschaar. Niet verwonderlijk, in 1654 was eigenaar en brouwer Jacob Braye en later zijn zoon, ook baljuw en meier van Schellebelle (3).
De rechtspraak werd door de heer van de heerlijkheid aan de vierschaar uit handen gegeven. Men had verschillende justitiegraden: lage, middele en hoge justitie. De lage justitierechtbanken behandelden enkel het grondgebonden recht, de middelbare lichte misdrijven en de hoge zware misdrijven. Alleen de hoge justitierechtbanken konden zware boetes, lijf- en doodstraffen uitspreken. Bij criminele strafzaken werden ook leenmannen als rechter aangesteld.
In 1425 werd de universiteit van Leuven opgericht waarna, geleidelijk aan, goed opgeleide rechtsgeleerden zich in de steden gingen vestigen met een meer eenvormige rechtspraak als gevolg. Het werd gebruikelijk dat, wanneer men in een rechtszaak niet goed wist hoe men moest oordelen, de vierschaar bij een rechtsgeleerde te rade ging. Ook een voorgestelde uitspraak werd soms ter advies aan een raadsman voorgelegd. Om tot een duidelijk inzicht te komen werden soms meerdere rechtsgeleerden geraadpleegd.
Schellebelle bezat de 3 justitiegraden en beschikte dan ook over een solide galg.
Deze galg bestond uit twee staande palen verbonden door een horizontale balk, zodat er meerdere personen tegelijk konden opgehangen worden.
De galg stond op het einde van de huidige Hoge Landweg aan de oever van de Schelde. Zo was meteen voor iedereen die op de stroom voer duidelijk dat er recht en orde in het dorp heerste. Er liep in één lijn een weg van aan de gerechtsboom op het Dorp, langs de schandpaal, recht naar de galg.
Straffen waren, naar onze normen, zeer streng. De baljuw en de praeter of officier waren met de strafuitvoering belast.
Opsluiting of vrijheidsberoving als straf was in de middeleeuwen niet gekend. Vanaf de renaissance kwamen er tuchthuizen, een soort verbeteringsgestichten, waarin een veroordeelde werd opgesloten en dwangarbeid moest verrichten.
Enkele voorbeelden van straf.
- Bij beledigingen: boete in geld of in natura, aan de heer of aan de armentafel.
- Bij kleine misdaden, ruzie stoken of diefstallen: boetebedevaart naar een heiligdom.
Zeer in trek was de strafbedevaart naar Santiago De Compostella in Spanje. Deze kon men afkopen met een gift aan een plaatselijk heiligdom. Zo heeft elke middeleeuwse stad in Vlaanderen zijn St. Jacobskerk waar men de afkoopsom in ontvangst nam.
- Onterende straffen. De straffen werden meestal aan de schandpaal uitgevoerd waarbij de veroordeelde bijna altijd in zijn hemd gezet werd, vandaar de uitdrukking.
* Bij kleine diefstallen of beledigingen: pilorisering (aan de schandpaal binden) of in zijn hemd een kaars dragen achter de pastoor in de processie.
* Bij kwaadsprekerij: in zijn hemd van dorp tot dorp trekken met een aantal stenen om de hals gebonden.
* Voor bedriegers of voor wie zijn familie of gemeenschap ten schande bracht: scavottering of pilorisering.
* Bij recidieven: aan de schandpaal brandmerken op de rug of op het voorhoofd.
* Bij onverbeterlijk gedrag: verbannen uit de heerlijkheid.
- Lijfstraffen.
* Bij zware misdrijven: geselen totten bloede, totten lopenden bloede of ter discretie van den baljuw (tot de baljuw het genoeg vindt).
*Bij grote diefstallen: verminken (afhakken van een hand) en /of brandmerken.
- Doodstraffen.
* Bij moord: ophangen aan de galg. Bij zelfmoord werd het lijk opgehangen.
* Bij een onterende misdaad of landverraad: onthoofden.
* Bij brandstichting of ketterij: levendigh ghestraft worden met den viere (levend verbrand worden). Soms werd deze straf gemilderd door aan de veroordeelde de gunst te verlenen om eerst aan de paal gewurgd te worden.
We hebben er geen weet van dat er aan de Schellebelse galg ooit mensen zijn opgehangen.
Gans het bestaande rechtssysteem werd in 1787 door de Oostenrijkse keizer Jozef II (de keizer-koster) opgedoekt. Hij schafte al de bestaande rechtbanken, waaronder de vierscharen, af en verving ze door rechtbanken van eerste aanleg en een Hof van Beroep te Brussel. Folteringen, brandmerken en lijfstraffen werden verboden en eenzame opsluiting kwam in de plaats. Van dan af zal het gevangeniswezen zich verder ontwikkelen.
Aan het nog bestaande gewoonterecht maakte de Franse keizer Napoleon een einde. Hij voerde de scheiding der machten in en legde de “Code Napoléon” op, waarnaar moest gehandeld worden. Deze code is nog steeds de basis van ons huidig rechtssysteem.
……………………………………….
(1) ‘De Vierschaar’. Wim Meewis, 1992
(2) Manier van procederen tot Ertbrugghe, 1501 (AR FM 78 - 2658)
(3) Huisnamen op de Dorpsplaats te Schellebelle in de 17de en 18de eeuw. Jules Pieters, 1973.
Afbeeldingen: archief Heemkring.